• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud

Tekstschrijver Bas Poell

Tekst & Communicatie

  • Tekst
  • Communicatieadvies
  • Portfolio
  • Over Bas
  • Vrije woorden
  • Boekuitgaven
  • Contact
  • Show Search
Hide Search

Vrije woorden

Abonneer



Januari

3 januari 2020

de lichten zijn gedoofd,

de kaarsen branden

en jij ligt bij het raam met gevouwen handen

te moe om te praten

klaar om alles achter te laten

waarin je hebt geloofd

achter je valt de sneeuw op de daken

ik kijk in het flakkerende kaarslicht

en zie de contouren van je gezicht

de sporen van een ongelijke strijd

het is bijna tijd en ik blijf bij je waken

ik tel de seconden na elke zucht

en terwijl ik je langzaam zie wegglijden

denk ik aan betere tijden

jouw woorden, onze momenten

neem ik mee naar de lente

ik voel me verdrietig, maar ook opgelucht

Niks van te zeggen

2 december 2019

COLUMN

Halverwege de jaren negentig kocht ik mijn eerste auto. Ik weet het nog goed. Het sneeuwde die zaterdag en mijn vader deed het woord. Geen greintje verstand van gemotoriseerde voertuigen, maar een geboren acteur.

In de showroom hadden we ons oog laten vallen op een witte Suzuki Swift. Als een volleerd monteur onderwierp pa het blik aan een grondige inspectie. Op zoek naar roestplekken wurmde hij zich onder de bodemplaat en gaf hij zachte klopjes op de zijkant. Daarna riep hij resoluut de verkoper bij zich: 

‘Van welk bouwjaar?’

‘1988.’

‘Daar is niks van te zeggen. Hij ziet er nog goed uit. En die kilometerstand klopt?’

De verkoper knikte.

Pa bleef kritisch. ‘Mag ik eens onder de motorkap kijken?’

De verkoper opende de motorkap.

Pa zette zijn meest serieuze blik op. ‘Tja, ook daar is niks van te zeggen. Dat ziet er allemaal goed uit.’

De verkoper schraapte zijn keel en zei droogjes: ‘Eh… er moet wel nog een motor in.’

Fileleed

26 november 2019

Soms gebeurt het, je kunt er niets tegen doen. Je luistert naar een verhaal, begint te lachen en kunt niet meer stoppen. Je moet zo hard lachen dat de tranen over je wangen rollen en je buik zo heftig op en neer schudt dat je bijna stikt. Meestal gaan lachbuien nergens over, maar dat zijn juist de mooiste. Je lacht om de woorden die je hoort, maar vooral om het beeld dat ze oproepen. Je ziet het gebeuren.

Afgelopen weekend had ik zo’n onvervalste lachstuip. Een vriend vertelde me vol overgave over die keer dat hij op weg naar zijn werk vaststond in de file toen zijn buik begon te rommelen. Iedere zin die volgde, was raak.
De onrust die hem overmeesterde toen hij merkte dat het niet alleen lucht was wat zich ophoopte. Het heen en weer gewip in de auto. De fysieke en geestelijke worsteling om de sluitspier dicht te houden. De zoektocht naar een A4-tje dat voor wc-papier kon doorgaan. Het besluit om de auto te verlaten. Het sprongetje over de vangrail. De ontlading in de berm, gevolgd door een intens gevoel van schaamte toen hij zijn broek weer optrok en zag hoe enkele tientallen filegenoten zijn finest moment vanuit de auto meevierden.

Bij verhalen met zoveel verbeeldingskracht kun je me wegdragen. Zachtjes grinniken is luidkeels hinniken geworden. Happend naar adem smeek ik m’n vriend om te stoppen met praten. Maar hij kent geen genade. Het toetje moet nog komen. Te laat aangekomen op zijn werk durfde hij niet direct aan te schuiven bij zijn collega’s in de vergaderruimte. Of zoals hij naderhand zelf aangaf: “Omdat de mouw van mijn blouse bruin was, ben ik toch eerst maar even naar de wc gegaan.”

Verscheurd

25 november 2019

Op de parkeerplaats staan drie koffers. Ernaast het gezin. Of wat daar nog van over is. Een vader met twee kleine kinderen, net uit de bus gestapt. De jongen huilt. Het meisje streelt haar pop. De vader kijkt strak voor zich uit.

Het is geen fictie. Dit is wat ik vanmorgen zag toen ik uit mijn auto stapte bij het aanmeldcentrum van het AZC in Budel. Nog geen zeven kilometer van mijn warme, knusse huis arriveert bijna dagelijks een touringcar met vluchtelingen. Mannen, vrouwen en kinderen die hier in Brabant de asielprocedure ingaan.

Ik had voor mijn werk een afspraak bij de IND, de Immigratie- en Naturalisatie Dienst die onderzoekt waar deze mensen vandaan komen en of de situatie in hun land van herkomst wel een verblijfsvergunning rechtvaardigt. De manager van de IND vertelde over de aanmeldstraat. Over capaciteitsproblemen die de procedure vertragen. En over overlast van een klein groepje ‘veiligelanders’ die het voor de rest verzieken. Zij die geen kans maken op een verblijfsstatus omdat het in eigen land veilig (genoeg) is.

Het vluchtelingenvraagstuk kreeg vanochtend een gezicht. De hele dag zie ik al drie koffers staan. Ernaast die vader met zijn twee kinderen. Die lege ogen die het ergste doen vermoeden. Was mama al dood toen ze op de vlucht sloegen of zijn ze haar onderweg kwijtgeraakt? Laten we optimistisch blijven. Misschien leeft ze nog en wordt het gezin straks als de oorlog voorbij is weer herenigd. Ik ken ze niet. Maar ik hoop het zo.

(KOM)KOMMER EN KWEL

21 februari 2019


“De komkommers zijn in de aanbieding mijnheer”, zegt de kassière terwijl ze de komkommer scant die ik op de band heb gelegd. “2 komkommers voor de prijs van 1.”
Ik denk ‘Ach, het is maar een komkommer’, maar ik zeg ‘Oké, dan pak ik er nog eentje bij’. Ik draai me om en zie vier wachtenden in de rij. De man achter me lacht, maar ik hoor ‘m denken: ‘Dit is een snelkassa. Pak als de sodemieter die komkommer’.

En dus ren ik naar de groenteafdeling en grijp de eerste de beste komkommer uit de kist. Om geen onnodige supermarktmeters te maken en de wachttijd voor mijn volgers zo kort mogelijk te houden, kies ik voor dezelfde route terug. Ik stap over het gesloten toegangspoortje. En dan – natuurlijk, ik had het kunnen weten – gaat het alarm af.

WIEEEEWIEEEWIEEEEEWIEEEE.

Ineens zijn alle ogen op mij gericht. Ladies en gentlemen… we hebben een dief in de winkel. Naast de snelkassa staat een man in een pak. Hij oogt kalm, maar in zijn ogen lees ik dat hij klaar is om deze blonde terrorist tegen de grond te werken. Mocht het nodig zijn.
Zover komt het gelukkig niet. Om mijn onschuld aan te tonen, zwaai ik met mijn komkommer. En ik zeg; ‘Sorry, het was 2 halen, 1 betalen.’ De man knikt en ik loop verder. Naar de kassa. Ik en mijn komkommer.

Zeg niet dat het leven saai is.

Sprookje van een spookje

3 februari 2019


Daar staat ze dan. In haar koninklijke jurk. Haar fluweelblauwe mantel met bijpassend handtasje. En haar roze sneakers. Een boeketje kunstrozen stevig vastgeklemd.

Het laken is van haar afgeschud. Het spookje is een prinses geworden. Haar ogen moeten nog even wennen aan het licht. En aan de zaal die trilt van de opwinding. Beduusd neemt ze het applaus in ontvangst. Ze veegt de haren uit haar gezicht en kijkt naar de prins naast haar die gelukkig ook nog even moet acclimatiseren.

Langzaam smelt het ijs en bij de kroning breekt de zon door. Definitief en in alle hevigheid. Een lach van oor tot oor. Het is nu officieel en de droom staat in haar ogen geschreven als ze voorbijkomt in de polonaise. Zes jaar en het gelukkigste meisje van de wereld. Als ze eens wist hoe papa zich voelt.

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Ga naar pagina 1
  • Ga naar pagina 2
  • Ga naar pagina 3
  • Ga naar pagina 4
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Ga naar pagina 8
  • Ga naar Volgende pagina »

Maak kennis met Bas… Neem contact op

Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze site, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid




Auteursrecht © 2007–2023



Nederweert24 · Smile Fotografie

  • Facebook (privé)
  • Facebook (zakelijk)