• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud

Tekstschrijver Bas Poell

Tekst & Communicatie

  • Tekst
  • Communicatieadvies
  • Portfolio
  • Over Bas
  • Vrije woorden
  • Boekuitgaven
  • Contact
  • Show Search
Hide Search

Bas Poell

Oorlog op de camping

4 juli 2017

Voor alles moet een eerste keer zijn, al had ik déze primeur toch liever aan me voorbij laten gaan. Ik zag ‘m ook niet aankomen, die schouderduw. In de campingsupermarkt. Van een vrouw.
Hoewel, vrouw? Door mijn oogwimpers zie ik een blonde versie van Shrek. Ria Stalman in haar beste dopingjaren. Maar dan met drie zwembanden om. En klotsende triceps.
Hoewel er alle reden is om haar brutale bodycheck te vergelden, lukt het me niet om boos te worden. Ik voel enkel medelijden met deze manvrouw. Duitse Ria verliet haar kampeertent vanochtend overduidelijk met een missie. Ze wilde als eerste bij de broodafdeling zijn en daar moest alles – in dit geval ik en zeven andere, nietsvermoedende kampeerders – voor wijken.

Even terug naar hoe het begon. Terwijl buiten de dauw nog op het gras ligt en de camping in alle rust ontwaakt, loopt de spanning in de Plaza op tot het kookpunt. ‘07.57’, staat er op de digitale klok als pak ‘m beet vijftig campinggasten zich verdringen voor de ingang van de Spar. Nederlanders, Duitsers en een verdwaalde Belg strijden om een plekje in de kopgroep. De boodschap van Jezus dat er genoeg brood is voor iedereen is op dit stukje Roggel duidelijk nog niet geland.

Als de supermarktdeur openschuift, wordt de sfeer ronduit grimmig. Hoeveel mensen er door één deur passen? Op camping De Leistert wel 10. Als je maar hard genoeg duwt. Eenmaal binnen zetten sommigen het op een rennen. Hup, naar de warme broodjes. Dan door naar de grillworsten, de diepvriespizza’s, de chips en het koude bier. (Obesi)tassen vol.

Ria heeft de oorlog glansrijk gewonnen. Zwetend als een nerveuze pony bereikt ze als eerste de kassa. Ik kijk haar na en vraag me af wat haar nou zo wanhopig ongeduldig maakte. Honger? Onmogelijk. Deze vrouw zou nog zeker een maand op haar vetreserves kunnen teren. Een kapot luchtbed met bijbehorend ochtendhumeur? Of gewoon een niet voltooide opvoeding?

Ik houd het op het laatste. Wie ‘Shreklich’!

Zinloos doch vermakelijk

4 juli 2017

Mijn dochter (7) heeft er een handje van om de reis naar dromenland zo lang mogelijk uit te stellen. Zojuist voegde mevrouw met haar rijke fantasie en gevoel voor theater weer een mooi hoofdstukje toe aan de serie ‘zinloze doch vermakelijke gesprekken voor het slapen gaan’.
“Papa?”
“Ja?”
“Papa, ik ben zó blij hè.”
“Waarom ben je blij?”
“Ik ben blij dat ik geen mier ben.”
“Hoe kom je dáár nou bij?
“Nou, stel je voor. Ik ben een mier en ik zit buiten op de stoep. Als jij dan naar buiten komt lopen en me niet ziet, ga je misschien wel op me staan. En dan ben ik meteen dood.”
“Ja, dat zou heel vervelend zijn.”
“Ja, maar gelukkig ben ik geen mier hè.”
“Nee, gelukkig ben jij geen mier.”
“Ga nu maar lekker slapen.”
“Papa?”
“Ja.”
“Gelukkig ben ik een mens en geen mier.”
“Ja, daar heb je maar mooi mee geboft.”
“Maar papa, ook al ben ik een mens, je moet even goed niet op me gaan staan hè.”
“Nee, dat zou ik nooit doen. Lekker slapen miertje.”
“Ik ben geen miertje, ik ben een mens.”
“O ja, een mens. Lekker slapen mens.”
“Doei papa.”

Een vette winterochtend

4 juli 2017

Voor een van mijn eerste klussen als weekbladreporter ben ik in de kop van Limburg. Het is koud. En vroeg. Venray ligt nog onder een deken van mist als ik mijn Suzuki stal op de oprit van Jean. Een muntenverzamelaar. Meer informatie heb ik niet. ‘Maak maar een portret van deze markante man’, luidde de opdracht van mijn hoofdredacteur. In gedachten zie ik mezelf met een bekakte oude heer thee uit duur servies drinken. Ik laat het maar gebeuren. Misschien valt het mee.

Ik bel aan en een knul van een jaar of negen doet open.
‘Goedemorgen, ik heb een afspraak met je va…’
‘Paaaaaaaaaaaaaaap, opstaan, het is voor jou!’
En weg is-ie.

Terwijl ik mijn jas aan de kapstok hang, hoor ik de heer des huizes boven kreunend ontwaken en even later bulderen: ‘Jáááááá, kom er áááááán’.
Ik loop de keuken in en voel hoe mijn adem wordt afgesneden. De ruimte staat blauw van de rook. Aan de ontbijttafel zitten twee veel te dikke kleuters te schransen. Hun grote broer, de brutale aap die me zojuist heeft binnengelaten, zit naast een pruttelende frituurpan op het aanrecht en schreeuwt: ‘Paaaaaaaap, wil jij een of twee frikandellen?’
‘Tweeeeee’, dendert het van boven.

En dan komt papa obesitas in zijn vaalblauwe ochtendjas naar beneden gesjokt. We schudden elkaar de hand.

‘Bas.’
‘John’, klinkt het resoluut.
‘John? Eh, ik heb een afspraak met Jean.’
‘Jean? O, die woont hier twee deuren verder.’

Ik druip af, achtervolgd door een mengeling van rook en frituurvet. Op weg naar muntenverzamelaar Jean. Markanter dan John? Onmogelijk!

In alles wordt ze groot

4 juli 2017

Hoe ze naar me lacht en zwaait

Gniffelt en giebelt
Hoe ze met haar ogen draait
Als een clowntje wiebelt

Hoe ze opstaat en de pijn verbijt
Zich losmaakt en weer hecht
Hoe ze speelt met de tijd
Haar grenzen verlegt

Hoe ze haar fantasie verbeeldt
Mijmert en zucht
Hoe ze het verlegen meisje speelt
Haar hart lucht

Hoe ze haar eten keurt
Binnen de lijntjes kleurt
Met oma belt
Hele verhalen vertelt
Hoe ze zich verveelt
Haar knuffel streelt
Hoe ze vraagt: is opa al lang dood?
Mijn meisje, wat wordt ze groot

(uit ’23° op papier’, 2015)

Een zondagmorgen aan de Noordervaart

3 juli 2017

Het moet de zomer van 1979 zijn geweest. Ik ben zeven, hooguit acht als mijn vader me voor het eerst meeneemt naar zijn heiligdom. Een krappe opening tussen het wuivende riet langs de Noordervaart. Een plek waar je zondagmorgen alleen de wind en de vogels hoort. Hij is er klaar voor, moet pa gedacht hebben. Maar ik ben nog te jong om zijn geluk te begrijpen.

Hij heeft een bamboehengel voor me gekocht. Een visstoeltje. Een lijntje met gifgroene dobber. En een doosje maden. Hij leert me hoe je het haakje door het wormpje haalt. Hoe je moet werpen. Wanneer je moet trekken als de dobber onder water verdwijnt.

De theorie is prachtig. Maar de vissen bijten niet. Al tien minuten niet. Voor mijn gevoel al uren niet. Terwijl mijn vader onverstoorbaar voor zich uitstaart, wip ik op en neer. En dan gebeurt het. De visstoel kantelt voorover. Ik spartel, maar voordat ik kan schreeuwen voel ik een hand om mijn arm. Mijn vader. Hij heeft me vast en trekt me met een ferme ruk weer op het droge. Ik huil. Van de schrik. Hij droogt me af en we gaan naar huis.

We hebben nog vaak samen gevist. Nu pas, 35 jaar later, begrijp ik zijn geluk. Ons geluk op die zondagmorgen in de zomer van 1979.

De nacht

3 juli 2017

Met het korten van de dagen,
gaan mijn gedachten weer naar jou.
Onze laatste woorden,
de laatste vragen,
nog één keer zeggen dat ik van je hou.

We zijn al zo lang niet meer samen,
dat ze elk jaar mooier wordt, die nacht.
De kaarsen, de stilte, de tijd die we namen.
De glimlach bij het wegvloeien van je levenskracht.

Kun je mijn kinderen zien vanaf daar?
Ze gaan als een speer, ontdekken het leven
Dat maakt het frustrerend als ik naar je foto staar
Kon je ze maar vasthouden, gewoon, heel even.

Opa is nu een gezicht op de vensterbank.
Het is een gedachte die me verwart.
Ik heb je gekend, met je kleur en klank
Mijn pa, voor altijd in mijn hart.

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 6
  • Pagina 7
  • Pagina 8
  • Pagina 9
  • Ga naar Volgende pagina »

Maak kennis met Bas… Neem contact op

Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here: Cookiebeleid




Auteursrecht © 2007–2025



Nederweert24 · Smile Fotografie

  • Facebook (privé)
  • Facebook (zakelijk)