‘Proficiat, jullie hebben een zoon.’
De woorden gaan langs me heen. Ik kan alleen maar kijken. Tussen de handschoenen van de gynaecoloog spartelt een fragiel wezentje, nog half onder het bloed. Het heeft alle spieren aangespannen en huilt zijn eerste geluid de wereld in. Het miniatuurmensje krijgt een mutsje op, wordt in een doek gewikkeld en op moeders borst gelegd. Heel even, dan neemt de kinderarts hem mee.
Na een halfuur is de dokter klaar met haar onderzoek. Ze zegt dat ze even weg moet en draagt de baby aan mij over.
Daar sta ik dan. In een te grote kamer, met een te klein kind. Ik ga zitten, bang als ik ben dat het wezentje door mijn handen glipt. Ik sla het doek open om hem beter te bekijken. De teentjes. De vingertjes. Zijn naam op het polsbandje. Ik kijk naar zijn gezicht. En weer naar het polsbandje. En dan komt het binnen. In alle hevigheid. Zachtjes wieg ik heen en weer. Hij huilt. En ik huil mee. Ik hoef niet te praten. Het is goed zo. Ik voel ‘m, in elke vezel. Mijn zoon.
Geef een reactie