Dit weekend zag ik haar voor het eerst. Heel even, maar lang genoeg om haar nooit meer te vergeten. Kijk haar staan, links onderaan op de foto. Ik noem haar ‘Het meisje met de puntmuts’. Twee vingertjes oud. De onschuld zelve. Ze is net met haar familie uit de trein gestapt en staat nietsvermoedend te wachten voor de ingang van de gaskamer.
Ik was zaterdag in Auschwitz. Het was het zwaarste gevecht in mijn leven. Intens waardevol en tegelijkertijd hemeltergend frustrerend. Je probeert iets te begrijpen wat veel te groot is om te bevatten. Te krankzinnig. Te luguber. De overtreffende trap van alle overtreffende trappen. 75 jaar na de bevrijding daalde ik af naar de krochten van onze westerse beschaving om te voelen waar de mens toe in staat is. Om te ervaren wat leven in vrijheid betekent, wilde ik het monster een keer recht in de smoel kijken.
Auschwitz was het werk van de duivel. De hel op aarde. Moordfabriek. Monument van ontmenselijking. 1,3 miljoen mannen, vrouwen en kinderen werden hier de dood ingejaagd omdat ze Joods waren of anderszins afweken van de Arische norm. Executeren duurde de Nazi’s te lang en gaf teveel “rotzooi”, dus werden ze vergast. Ruim twee jaar lang. Per dag werden er in de crematoria van Auschwitz zo’n 1500 lichamen verbrand.
Goed om ons te realiseren is dat de Holocaust niet begon met gaskamers. Het begon met politici die haat en verdeeldheid zaaiden. Die mensen stigmatiseerden tot inferieure en gevaarlijke wezens. Toen de haat eenmaal breed was verspreid en niemand zich meer druk maakte om het lot van de Joden, volgden de getto’s, de razzia’s en uiteindelijk de genocide.
Lopend
over die immense dodenakker in Polen dacht ik aan de tijd van nu. 75 jaar na de
bevrijding van Auschwitz is racisme nog altijd springlevend. We stigmatiseren
dat het een lieve lust is en nooit eerder was de haat zo zichtbaar. De social
media zijn een open riool.
Mensen met een ander geloof of een ander kleurtje worden buitengesloten en
beledigd. Gezinnen die de oorlog zijn ontvlucht en in ons land een veilig
heenkomen zoeken, worden weggezet als gespuis. ‘Profiteurs’. ‘Smerig tuig’ of
‘vieze zwarten’. Het respect is ver te zoeken, beledigingen worden goedgepraat
als vrijheid van meningsuiting. We staan erbij, kijken ernaar en gaan over tot
de orde van de dag.
Ook het Coronavirus maakt het slechtste in de mens los. Uit angst voor besmetting worden Nederlanders met een Aziatisch uiterlijk deze dagen uitgemaakt voor ‘vieze Chinees’. Ik noem hen Nederlanders omdat ze hier geboren en getogen zijn, zich Nederlander voelen en dezelfde rechten hebben als jij en ik. Bij De Wereld Draait Door hoorde ik een jongeman met Chinese roots vertellen dat hij uit angst voor beledigingen niet meer in het openbaar durft te hoesten. Kennelijk hoort het bij deze tijd.
Begrijp me goed. Ik beweer hier niet dat de geschiedenis zich gaat herhalen. God verhoede dat dit gebeurt. Maar gerust ben ik er ook niet op. De geschiedenis biedt geen enkele reden voor onverschilligheid. Dit weekend ben ik met de neus op de feiten gedrukt. Vier uur lang heb ik van binnen gehuild. Het was verschrikkelijk, maar ik kan het iedereen aanraden. Sterker nog: een excursie naar Auschwitz zou op elke middelbare school onderdeel moeten zijn van het lesprogramma. Doeltreffender kan een pleidooi voor verdraagzaamheid niet zijn.
En er valt meer te leren. De confrontatie met het zwartste hoofdstuk uit onze geschiedenis heeft maar weer eens bevestigd wat voor bofkont ik ben. Vanavond bij thuiskomst sloot ik mijn vrouw en kinderen weer in de armen. Mijn dochter had een cadeautje voor me gemaakt. Aan haar moest ik denken toen ik zaterdag het meisje met de puntmuts zag.
Geef een reactie