‘Papa, gaan we over de ‘tuut-tuut brug’ of de ‘tring-tring brug?’
Mijn zoontje van drie heeft niet veel nodig. De slagbomen van de Biesterbrug (tuut-tuut) en de Stadsbrug (tring-tring) fascineren hem mateloos. Als er geen bootjes zijn, telt hij eendjes, en als de eendjes uit beeld zijn de bomen langs het Verliefdenlaantje.
Hij leert me wat ik was vergeten. De essentie. Ik volg de aanwijzingen van mijn manneke die met zijn wijsvinger de wereld verkent. De rimpeling op het water. De schaduw van de maan. De wind die de bomen laat wiegen. En dan de opmerking, uit het niets. ‘Papa, gezellig hè?’ Ik kijk in zijn stralende ogen. Het is onvoorwaardelijke liefde.
Het geluk maakt me ook kwetsbaar. Drie vingertjes oud is mijn zoon al hard op weg zijn onschuld te verliezen. Na de zomervakantie moet hij in de pas gaan lopen. Eerst spelenderwijs, in groep 1. Daarna begint de levenslange competitie. Taal, rekenen, vakkennis, sociale vaardigheden. Als hij achterblijft, zullen ze hem bijspijkeren. Gaat het te makkelijk, dan krijgt hij extra prikkels. Voordat ik het weet, telt hij geen bomen 25 meer maar meisjes en schept hij tegenover zijn vrienden op over zijn bierconsumptie. Wat zal er van hem terechtkomen? Wordt hij een denker of een doener? Maar vooral: wordt hij gelukkig? En blijft onze liefde onvoorwaardelijk?
Ik probeer er nog niet aan te denken. Mijn manneke is drie en papa speelt nog veel te graag de beschermengel. Ooit zal ik ‘m moeten loslaten. Zoals vandaag in het park. Terwijl ik ren, laat ik voorzichtig de stok achter de bagagedrager los. Ik juich hartstochtelijk, de stem slaat over. Mijn zoon fietst, zonder zijwieltjes.
Geef een reactie