“Welterusten Basje, tot morgen.”
De deur valt krakend in het slot en na wat gestommel hoor ik oma de lange trap afdalen. Dan wordt het stil. Ik voel hoe mijn spieren zich aanspannen en zet alle zintuigen op scherp. Door het halfopen raam wiegen de gordijnen zachtjes heen en weer. Het licht van de maan schijnt op een beeltenis van Christus, linksboven aan de wand. Beweegt zijn hoofd nou?
Ik sluip uit bed en haal de lijst van de muur. Ook het Heilig Hartbeeld op de gang, van levensgroot formaat, moet er aan geloven. Ik leg Jezus op z’n buik, uit het zicht onder een tafel en kruip weer onder de dekens.
En daar lig ik dan. In opperste staat van paraatheid. Ik hoor de kerkklok slaan en tel mee. Twaalf uur en nog geen zandman te bekennen. Het huis is te donker en veel te groot. De parketvloer kraakt en ik hoor stemmen beneden. Praat oma nou in zichzelf? Of is ze niet alleen?
Vanmiddag was het hier nog leuk. Ik speelde met mijn lievelingsneefje. We deden verstoppertje, renden rond het huis en door de moestuin en maakten stiekem grapjes over oma die het allemaal niet zo goed meer wist. Ze liet het vlees aanbranden en de frisdrank over datum gaan. “Schimmelsientje en Spa Dood”, grapte ik nog.
Maar dat was vanmiddag. Met het intreden van de duisternis werd de stoere jongen een bang vogeltje dat de slaap maar niet kan vatten. Omdat er boven geen wc is en de weg naar beneden veel te veel tijd in beslag neemt, staat er een gele emmer naast mijn bed. Ik luister naar de geluiden van het oude huis en hoor bij iedere beweging de veren van het bed kraken. Mijn vader werd hier aan de Burgemeester Vullersstraat in Nederweert geboren. Ze hadden een feestje vanavond. Mijn zus mocht bij een vriendin blijven slapen. Ik moest op survival. Bij oma.
Geef een reactie