Voor een van mijn eerste klussen als weekbladreporter ben ik in de kop van Limburg. Het is koud. En vroeg. Venray ligt nog onder een deken van mist als ik mijn Suzuki stal op de oprit van Jean. Een muntenverzamelaar. Meer informatie heb ik niet. ‘Maak maar een portret van deze markante man’, luidde de opdracht van mijn hoofdredacteur. In gedachten zie ik mezelf met een bekakte oude heer thee uit duur servies drinken. Ik laat het maar gebeuren. Misschien valt het mee.
Ik bel aan en een knul van een jaar of negen doet open.
‘Goedemorgen, ik heb een afspraak met je va…’
‘Paaaaaaaaaaaaaaap, opstaan, het is voor jou!’
En weg is-ie.
Terwijl ik mijn jas aan de kapstok hang, hoor ik de heer des huizes boven kreunend ontwaken en even later bulderen: ‘Jáááááá, kom er áááááán’.
Ik loop de keuken in en voel hoe mijn adem wordt afgesneden. De ruimte staat blauw van de rook. Aan de ontbijttafel zitten twee veel te dikke kleuters te schransen. Hun grote broer, de brutale aap die me zojuist heeft binnengelaten, zit naast een pruttelende frituurpan op het aanrecht en schreeuwt: ‘Paaaaaaaap, wil jij een of twee frikandellen?’
‘Tweeeeee’, dendert het van boven.
En dan komt papa obesitas in zijn vaalblauwe ochtendjas naar beneden gesjokt. We schudden elkaar de hand.
‘Bas.’
‘John’, klinkt het resoluut.
‘John? Eh, ik heb een afspraak met Jean.’
‘Jean? O, die woont hier twee deuren verder.’
Ik druip af, achtervolgd door een mengeling van rook en frituurvet. Op weg naar muntenverzamelaar Jean. Markanter dan John? Onmogelijk!
Geef een reactie